Interview met Mathijs de Groot

Na een aantal jaar als freelance journalist te hebben gewerkt, merkte Mathijs de Groot (27) dat hij behoefte had aan meer 1-op-1 contact met mensen en met hen een relatie op te bouwen.

Categorieën

Community, Trainees

Tag

Interview
Gepubliceerd op

Auteur

Roos Greven

Na een aantal jaar als freelance journalist te hebben gewerkt, merkte Mathijs de Groot (27) dat hij behoefte had aan meer 1-op-1 contact met mensen en met hen een relatie op te bouwen. Omdat hij zelf een heel positieve ervaring heeft gehad op de middelbare school en de regelmaat binnen het onderwijs hem aansprak, bedacht Mathijs dat hij docent wilde worden. Nu geeft hij Nederlands op het Zwijsen College in Veghel.

Wat bewoog je om je aan te melden voor Trainees in onderwijs?

“Lesgeven heeft altijd wel in mijn achterhoofd gezeten. Ik heb zelf een heel leuke middelbare schooltijd gehad, er was geen dag dat we geen lol hadden. Ik vind dat scholen een fijne plek zijn, dat heb ik altijd al gevonden. Na mijn studie Nederlandse Taal en Cultuurstudies en een master Journalistiek en Nieuwe Media, ben ik freelance journalist geworden. Toen kwam ik erachter welke waarden passen bij het werk dat ik doe. Ik ontdekte dat een aantal belangrijke waarden niet tot uiting konden komen in de journalistiek.”

Welke waarden zijn dat?

“Veel 1-op-1 contact hebben, met de jeugd bezig zijn, en echt een relatie kunnen opbouwen met mensen. Als freelance journalist merkte ik dat ik het leuk vond om mensen op te bellen voor interviews en gesprekken met ze te voeren. Maar ik begon me af te vragen wat ik eigenlijk opbouwde. Ik had geen collega’s, en als ik niet door bleef denken over nieuwe ideeën, dan gebeurde er ook niets en had ik geen werk.”

Wat heb je tot nu toe geleerd over jezelf?

Ik begin nu (na een half jaar, red.) eigenlijk pas over mezelf te leren. In het begin is het heel erg zoeken. Ik ging gewoon voor de klas staan lesgeven op de manier die ik dacht dat ik goed was. In het begin doe je heel veel dingen intuïtief zonder dat je enige achtergrond hebt in hoe een les in elkaar zit. Je hebt ook nog niet een thermometer van wat er in de klas speelt.”

Wat heb je geleerd over het lesgeven?

“Dat iedere klas iets anders nodig heeft, terwijl je in het begin overal hetzelfde doet. Ik ben nog steeds aan het ontdekken wat elke klas nodig heeft. Eerst had ik een fase dat ik heel streng was, maar ik kwam erachter dat dit bij de ene klas wel werkt en dat de andere klas daar op afknapt. Nu heb ik geen strenge fase, en de kunst voor mij is om nu naar het midden te bewegen. Ik moet streng zijn, maar ik wil ook graag aardig gevonden worden. Ik weet dat dat niet altijd de beste optie is voor een docent. Ik wil natuurlijk een goeie band met die mensen, maar soms kan dat niet.”

Met welk idee om het onderwijs te vernieuwen, had jij je voor Trainees in onderwijs opgegeven?

“Op de middelbare school had ik slecht Nederlands onderwijs. Het was vooral heel saai. Mijn eigen beeld van het vak Nederlands was dat het heel stoffig is. Ik dacht, ik kom uit de journalistiek dus ik wil de echte wereld naar binnen halen. Ik had wat ideeën om journalistiek meer erbij te halen. Ik wil de creativiteit aanwakkeren en verbanden leggen tussen het vak en de wereld, met interviews bijvoorbeeld.”

Hoe is dat gegaan?

“Daar is nu nog heel weinig van terecht gekomen, je zit altijd met tijdsdruk. Wel heb ik mijn journalistieke achtergrond gebruikt om mezelf uit te leggen aan het begin van het schooljaar. Ook heb ik mijn leerlingen vaker laten schrijven.”

Wat zijn je plannen voor de rest van het schooljaar?

“Iedere trainee doen een project samen met of vanuit zijn school. En in mijn project ga ik de journalistiek expliciet verwerken. Ik ga een lessenreeks verwerken voor havo 4 waarin ze hun leesvaardigheid oefenen. Ze kiezen een onderwerp uit, waar ze helemaal expert in gaan worden, door heel veel bronnen erover te lezen. Zo toetsen we ze niet alleen maar aan het einde van het blok met vragen als, ‘wat is het onderwerp?’ en ‘wat is de hoofdgedachte?’ want we willen ook dat ze een journalistiek eindproduct maken.”

Wat heb je geleerd van andere docenten?

“Eén docent zei: ‘liever dat je zo gek bent als een deur, maar wel jezelf, in plaats van dat je alles van jezelf achterhoudt en je er als een statige docent staat’. Al vinden de leerlingen het helemaal niks wat je allemaal doet, dan is het nog steeds iets waarmee jij jezelf laat zien. Nu zet ik bijvoorbeeld jazzmuziek aan als de leerlingen binnenkomen. Er is er dan altijd eentje die daar commentaar op levert. Maar hierdoor krijg ik echt energie en ik merk dat ik er ook een band mee kan opbouwen.”

“Het is nog wel zoeken, en dat zal nog wel een paar jaar duren. De vraag is hoeveel ik van mezelf in mijn lessen kan stoppen, zonder dat ik te erg open ben dat alles wat leerlingen tegen mij zeggen heel erg hard aankomt.”

Wat heb je geleerd over leerlingen?

“Leerlingen pikken meteen op hoe je je voelt. Je moet echt positieve energie brengen, want als je dat niet hebt, dan gaat het heel rumoerig worden. Ik ben niet zo filosofisch, maar je moet echt een soortmindsethebben van positief zijn en er weer een leuke les van maken. Dat helpt mij en dat helpt de klas.”

Wat hoop je te kunnen bereiken met het lesgeven?

“Ik hoop dat taal voor leerlingen niet alleen maar moeten is, maar dat ze inzien dat taal ook kleur en diepte heeft. Dat het je kan ontroeren, dat je erom kunt lachen. Dat het niet alleen maar aanvoelt als een formeel communicatiemiddel. Het zou geweldig zijn als ze leren om de taal naar hun hand te zetten in plaats van het alleen ondergaan.”

Welke ingrediënten zou je moeten hebben om dit traineeship succesvol te kunnen doorlopen?

“Je moet flexibel kunnen zijn, vertrouwen in jezelf hebben en je moet kunnen plannen. En het is ook heel belangrijk om nee te kunnen zeggen. Mensen die dit traineeship doen, zijn vaak het type mens dat snel ja zegt. Ik zou hier binnen school allerlei extra dingen kunnen doen maar dan raak ik overwerkt.”

“En je moet kunnen relativeren, omdat je in het begin heel weinig kunt. ‘Bewust onbekwaam’, noemen ze dat in de opleiding. Als de les in de prut loopt, moet je er ook om kunnen lachen. Mijn eerste les was een havo 3 klas: 32 leerlingen met een paar flinke druktemakers. Ik kreeg ze gewoon niet stil. Je kan op zo’n moment wel door de grond zakken. Aan het einde van de les kwam er een leerling naar me toe, die zei: ‘het komt wel goed, meneer’. Daar moet je dan om kunnen lachen. Je bent zoveel uren aan het lesgeven, daar zitten goede uren in en minder goede.”

Wat zou je mensen willen meegeven die dit programma overwegen?

“Kijk ‘100 dagen voor de klas’ van Tim den Besten en Nicolaas Veul. Aan het einde van iedere aflevering dacht ik toch: ‘wauw wat mooi’, ook al waren ze het aan het verprutsen. Ja, je gaat ’s avonds je lessen moeten voorbereiden, je klassen niet onder controle hebben, en momenten hebben dat je autoriteit niet wordt erkend. Daar moet je doorheen kunnen zien en denken, ja dat lijkt me wel wat. Dan heb je een goed onderbuikgevoel. Dan kom je er wel.”

Word jij – net als Mathijs – trainee?

Doe mee met Trainees in onderwijs